En waarom stokoude dogma’s dat verstoren
Het zal een jaar of vijf/zes geleden zijn dat ik Orkun Kökcü voor het eerst zag voetballen. Overgekomen van FC Groningen, in het kielzog van zijn broer, kampte de jonge middenvelder lange tijd met groeipijnen. Een kwaal waar veel jonge talenten mee te maken krijgen. Inmiddels is Kökcü uitgegroeid tot onvoorwaardelijk basisspeler in Feyenoord 1 en is hij Turks international. Toch blijven de twijfels aan hem kleven, zowel bij de analisten rondom het voetbal als op de tribunes. Ik ga een poging doen om te schetsen waarom ik dat onterecht vind.
Eerst even een stukje recente geschiedenis. Doordat hij onderdeel was van de eerste jeugdlichting van Feyenoord ooit die in de UEFA Youth League mocht voetballen, kon het hele Legioen al in een vroeg stadium kennismaken met het talent van de Turkse middenvelder uit Haarlem. Hij maakte goals, assists en trapte makkelijk met links en rechts. Tussen jongens die al jaren te boek stonden als groot talent, zoals Lutsharel Geertruida, Justin Bijlow en Wouter Burger, schoof hij steeds een beetje op in de pikorde. Het resulteerde in een prachtig debuut onder toenmalig trainer Giovanni van Bronckhorst. De eerste doelpunten en assists volgden al snel; Kökcü was hot en het Legioen hoopvol over zijn potentieel. In zijn eerste seizoen bij de hoofdmacht behaalde hij een rendement 7 G/A in iets meer dan 500 minuten. Een fantastisch moyenne voor een 18-jarige middenvelder.
In de jaren daarna onder Stam/Advocaat, Advocaat en nu onder Slot, is Kökcü minder rendement gaan leveren. Dat heeft niet in de laatste plaats te maken met zijn positie in het elftal en de rolverdeling op het middenveld. Waar hij eerst veelvuldig in en rond het strafschopgebied kon komen, is dat nu stukken minder. Het lijkt echter wel alsof supporters nog steeds die Youth League wedstrijden in hun hoofd hebben en het dragen van het nummer 10 schijnt ook bepaalde verwachtingen met zich mee te brengen.
Vandaag in FC Rijnmond ging het hier ook weer over (vanaf 9m30s ongeveer):
Het meest schrijnende aan deze discussie vind ik misschien nog wel dat er gesuggereerd wordt dat ‘de supporters’ graag Joey Veerman in zijn plaats zouden zien komen volgend seizoen. Terwijl in werkelijkheid misschien een aantal mensen naar de Volendammer hebben geroepen dat ze hem graag in De Kuip zien vanaf volgend jaar. Dat dit automatisch aan Kökcü gelinkt wordt, omdat zijn trainer hem -zeer terecht- complimenteerde met zijn uitstekende wedstrijd en dat dit dus onderdeel zou zijn van een psychologisch spel, slaat echt helemaal nergens op.
Wat het nog extra pijnlijk maakt is dat in de minuten daarna de loftrompet geblazen wordt over Toornstra en Linssen, twee modale voetballers die nooit buiten de Eredivisie hun sporen zullen gaan verdienen. Nu is daar niets mis mee. Ik heb respect voor beiden en wat ze van hun carrière gemaakt hebben. Als Toornstra nog 23 wedstrijden of meer voor ons speelt, dan stormt hij de top vijf aan spelers binnen met de meeste wedstrijden voor Feyenoord achter hun naam. Na Wijnstekers, Jansen, Troost en Hiele. En dan ben je een grote meneer, zo simpel is het. En voor Linssen die al honderd goals in de Eredivisie heeft gemaakt, zonder strafschoppen, daar kun je ook alleen maar bewondering voor uitspreken. Het gaat echter om beeldvorming.
Van deze spelers wordt namelijk altijd gezegd dat ze zo ontzettend hard werken. Dit terwijl Orkun Kökcü, waarvan je in voorgaande seizoenen misschien kon zeggen dat hij niet altijd alles eruit wist te halen, inmiddels ook ontzettend veel gas geeft. Tegen Heerenveen liep hij zelfs — zo heb ik mij door Feyenoord Transfermarkt laten vertellen — ruim meer dan 12km. Dat is behoorlijk indrukwekkend. Je merkt dat hij in z’n nieuwe rol groeit en steeds meer ballen op gaat eisen. Meer dan 110 keer kwam hij aan de bal tegen de ploeg uit Friesland.
Het is voor mij typerend dat een jong talent, nog altijd maar 20 jaar, zoveel strenger beoordeeld wordt dan gearriveerde Eredivisiespelers. Dat men niet in staat is om zijn huidige rol te analyseren in plaats van terug te vallen op het beeld dat ooit van hem ontstaan is. En dat een rugnummer blijkbaar meer over een speler zegt dan wat er geleverd wordt op het veld. Er zijn echt hele goede middenvelders die qua rendement achter blijven bij wat de ‘buitenwacht’ van hen lijkt te verwachten. Op twitter deelde ik daarover ooit een draadje dat over Thiago Alcantara ging.
Een ander mooi voorbeeld is Mateo Kovacic. Opgegroeid bij Dinamo Zagreb en later Internazionale als groot talent. Zijn rendement was nooit heel hoog, maar is in de loop van zijn carrière alleen maar minder geworden. Bij Real Madrid en Chelsea was/is het nieuws als hij een doelpunt maakt. Toch zijn trainers dol op hem als ze hem beoordelen op zijn merites. Zonder doelpunten en zonder assists, maar wél belangrijk in het bepalen van het ritme, in het verleggen van het spel, in het onder de druk uit voetballen door een dribbel of vlotte combinatie en vooral het in stelling brengen van de medespelers die vervolgens met de eer gaan strijken van het produceren van een assist. De verdedigende meters, het bewaken van de ruimtes en organisatie: middenvelders hebben veel meer taken dan (met name in Nederland) wordt meegenomen in de beoordeling.
Natuurlijk behoort een middenvelder af en toe een doelpunt of een assist mee te pikken, ook in de rol die Kökcü nu heeft bij ons. Maar dat wil niet zeggen dat we hem niet eerlijker kunnen beoordelen. Tegen PSV en Heerenveen maakten Toornstra en Til twee goals, maar of dat wil zeggen dat zij ook de beste middenvelders aan onze zijde waren over die twee wedstrijden? Dat niet. Arne Slot zal eerder wijzen naar Aursnes (PSV) en Kökcü (Heerenveen). Ondanks het ontbreken van rendement. En ondanks het dragen van nummer 10.